In navolging van het Nationaal Toekomstbeeld Fiets (NTF) is het Brabants Toekomstbeeld Fiets (BTF) opgesteld.

Brabants Toekomstbeeld Fiets (BTF)

Goed verhaal waarin ambities worden beschreven en hoe deze te realiseren. Maar adequaat flankerend beleid en vooral de financiering zijn nog wel uitdagingen…

Het BTF gaat nog een klein stapje verder dan het NTF (nationaal toekomstbeeld fiets). Realisatie moet vooral gaan lopen via de Verstedelijkingsstrategie en de vier Regionale Mobiliteits programma’s (RMP’s).

De status van het BTF: dit is formeel ter kennisname aan de Statenleden gestuurd (en hoort bij de stukken van november 2022). Op verzoek van GroenLinks wordt het begin 2023 toch in de Staten besproken. GS was van mening dat de Statenfracties er niets van hoefden te vinden omdat de uitvoering van het BTF bestaand beleid is en dus een collegebevoegdheid.
Voor de financiering zie vooral ‘Consequenties’ punt 1: integrale afweging vindt plaats binnen het programma Verkeer en Vervoer. Dan is het dus interessant om te kijken wat in de begroting staat.
 
En wat vindt de Fietsersbond van het BTF ?

  • Bij de Maatschappelijke opgaven ontbreken nog wonen, ‘stikstof’, bereikbaarheid, duurzaamheid en leefbaarheid. Het mag duidelijk zijn: fietsen helpt bij al deze dossiers!
  • In de BTF ontbreekt ook de rol van de fiets bij het klimaatbestendiger maken van de stad (ruimte voor groen wordt daar niet mee verbonden).
  • Recreatieve netwerken spelen ook een rol bij het gebruik en voeden van de andere fietsnetwerken.
  • Daarop aansluitend: er is te weinig aandacht voor een aantrekkelijke locatie (niet langs snelwegen bv.) en inrichting (met meer ‘groen’) van fietsverbindingen.
  • Hoe kan er over een schaalsprong gesproken worden terwijl “Tegelijkertijd zijn de financiële middelen om te investeren in fietsinfrastructuur de komende jaren schaarser dan de afgelopen jaren.”. De crux is om dit juist te gaan veranderen.
  • Bevorderen fiets en OV: we moeten ook benadrukken dat als je een modal shift wil, de fiets veel meer kansen biedt dan het OV. Een paar procenten OV-groei erbij is nu al nauwelijks te behappen. De fiets daarentegen…..
  • Over potentiële fietsers: iedereen fietst wel eens (bv. recreatief, of een snelle boodschap) maar het gaat erom het fietsgebruik door te trekken naar dagelijks, normaal gebruik naar werk, school en sociaal gebruik. Daar zit een cultuur-omslag. Dat is dus minder zwart/wit dan beschreven.
  • Fietsstimulering: neem versterkende maatregelen (flankerend beleid); noem ook regels voor het thuis of bij huis stallen van je fiets (een kelderbox is niet uitnodigend!!).
  • Bij autoluwe steden niet: “steden kiezen er steeds meer voor…” maar “Er zal meer gewerkt moeten worden aan….”. De openbare ruimte knapt ervan op.

van berckelstraat Den Bosch autovrij gemaakt

We zijn blij dat het belang van recreatief fietsen ruimer wordt opgevat; het NTF beperkte zich tot zgn. stad-land verbindingen. Het BTF gaat verder want recreatief fietsen speelt een belangrijke rol in de verleiding om vaker de fiets te pakken).

Maar een belangrijk kritiekpunt is het volgende.
Meer ruimte voor de fiets betekent minder ruimte voor gemotoriseerd verkeer in dorpen en steden. Dat is een duidelijke keuze en moet veel meer expliciet worden gemaakt. Denk maar eens aan nieuwe fietsroutes, bredere fietspaden gezien de toenemende drukte op fietspaden door toenemend aantal fietsen en de diversiteit in snelheden. Rond scholen, toeristische voorzieningen kun je ook denken aan ontvlechting, het autoluw maken van een gebied met alleen toegankelijkheid en bereikbaarheid voor voetgangers en fietsers met selectief auto-bestemmingsverkeer (‘ Anlieger frei’). Dit alles vraagt om een forse financiële injectie.

BTF noemt de mobiliteitstransitie naar duurzame mobiliteit als uitgangspunt. In hoeverre spoort dit met de uitwerking van het provinciaal beleid (Koers Mobiliteit) waar nog altijd veel ruimte voor de auto wordt geboden, met capaciteits-uitbreiding en nieuwe infra. Durft de provincie echt te kiezen voor de fiets? Alleen stimuleren en campagnes zijn niet genoeg; sturend mobiliteitsbeleid is dringend gewenst.

Te vaak wordt de fiets in combinatie met reizen met de trein genoemd. Op zich prima voor de langere afstanden, maar de fiets als hoofdvervoermiddel in een (dagelijkse) rit zou op voorop moeten staan. Afstanden tot 15 km. worden steeds meer normaal en haalbaar door de opkomst van de elektrische fiets. Van deur tot deur wordt fietsen dan concurrerend in reistijd als ook de voorzieningen bij huis en bij de bestemming uitstekend zijn en snel/doorfietsroutes goed zijn uitgevoerd en aanhaken op het overige fietsnetwerk.

Bij Fietsparkeren moet ook een vernieuwingsslag worden gemaakt: denk aan ruimte bieden aan verschillende typen fietsen die meer ruimte vragen (met kratjes, brede sturen, bakfietsen, laadinfra). Dit stelt ook extra eisen aan toegankelijkheid en inrichting.
Bij Fietsveiligheid willen we wijzen op de vele eenzijdige ongevallen (paaltjes, obstakels, haakse bochten). Speciale aandacht moet uitgaan naar 70-plussers die een groot aandeel van de dodelijke slachtoffers vormen. En de vergrijzing neemt alleen maar toe.

Bij de regionale uitwerking moet in het hoofdfietsroute-netwerk niet alleen de aandacht uitgaan naar ontvlechten, aangenaam en veilig maar ook naar aantrekkelijk: beleving/aantrekkelijkheid van routes is voor fietsers vaak belangrijker dan directheid maar hoeft elkaar niet uit te sluiten!

Tot slot over samenwerking: noem ook andere weg- en terreinbeheerders (RWS, Waterschappen, Natuurmonumenten, Brabants Landschap): niet alleen voor recreatieve netwerken maar ook voor aanleg van parallelroutes langs kanalen en waterlopen, en het opheffen van barrières (waarbij ook ProRail moet worden genoemd).

Het hele rapport is te downloaden via deze link.

Categorieën